Kunst is geen decor, maar een instrument van verbinding
Gastcurator Tirzo Martha werkt mee aan Aan de andere kant van de oceaan, een tentoonstelling waarin het werk van Charles Eyck en Rinella Alfonso voor het eerst samen wordt getoond.
Martha – zelf beeldend kunstenaar en medeoprichter van Instituto Buena Bista op Curaçao – brengt zijn praktijkgerichte blik en ervaring in als aanvulling op het theoretische perspectief van het museum. We spraken hem over zijn rol als gastcurator, de historische verbanden tussen Curaçao en Limburg, en waarom bezoekers deze tentoonstelling niet mogen missen.
Wat is jouw achtergrond als maker? En hoe kijk je zelf naar kunst?
„Ik zie mezelf als beeldend kunstenaar, al is dat moeilijk in één term en vorm te vangen. Soms word ik beeldhouwer genoemd, maar ik werk juist met veel verschillende technieken, afhankelijk van wat een werk nodig heeft om goed tot zijn recht te komen. Kunst – of beter gezegd: verbeelding – is voor mij een instrument om mensen te verbinden, versterken, te ondersteunen en iets in gang te zetten.
Ik betrek mensen graag bij mijn maakproces en mijn werk, omdat kunst pas echt tot leven komt in contact met het publiek. Een museum zonder bezoekers blijft stil en levenloos. Daarom neem ik het sociale aspect altijd mee in mijn praktijk: om mensen bewust te maken van de waarde van verbeelding. Je hoort vaak dat je met kunst geen brood verdient, maar als je ziet hoeveel geld en energie er zowel in de kunst- als bedrijfswereld omgaat, dan weet je hoe belangrijk het is. Misschien niet altijd voor de maker zelf, maar wel voor alles eromheen.”
Hoe ben je bij deze tentoonstelling betrokken geraakt?
„Via gesprekken met Fabian de Kloe, artistiek leider bij SCHUNCK, die steeds inhoudelijker werden. Uiteindelijk werd ik gevraagd om als gastcurator mee te werken. Wat mij meteen interesseerde, was de onderlinge geschiedenis tussen Curaçao en Limburg.
Charles Eyck ging in de jaren vijftig naar Curaçao. In de jaren 60 en 70 vestigden veel mensen van de eilanden zich juist in Limburg. Die bewegingen zeggen veel over de koloniale en culturele verhoudingen, maar worden zelden echt onderzocht. Wat dreef Eyck naar het eiland, buiten dat hij werd uitgenodigd? En wat bewoog Curaçaoënaars om zich in Limburg te vestigen? Dat soort historische verbanden verdienen verdieping. Mijn rol als curator is om die extra laag aan te brengen, vanuit mijn eigen ervaring en context.”
Wat trof je in het werk van Rinella Alfonso en Charles Eyck?
„Wat ik bijzonder vind, is dat je bij Eyck ziet hoe zijn werk verandert op het eiland. Het wordt abstracter, zijn blik, zijn toenadering en benadering veranderen. Rinella laat juist het tegenovergestelde zien: zij is geboren op Curaçao, heeft bij ons op Instituto Buena Bista gezeten, en is daarna in Nederland gaan studeren. Haar perspectief is breder geworden. Zij kreeg een verdieping in wat haar verbeelding te bieden heeft.
Beide kunstenaars reageren op hun omgeving – bewust of onbewust. Dat zie je terug in hun materiaalgebruik, compositie en toon. Het werk verdiept zich. Het is mooi om dat naast elkaar te zien.”
Wat vind je van de keuze om hén samen te brengen?
„We hebben daar veel gesprekken over gevoerd. Eerst werd ook mijn eigen werk overwogen tegenover dat van Eyck, maar ik vond het interessanter om een jonge schilder naast hem te zetten. Voor mij was het belangrijk dat het een vrouw zou zijn. Rinella zit nog midden in haar ontwikkeling. Eyck was in zijn tijd al gevestigd. Door hen samen te brengen, ontstaat er een dialoog tussen generaties, maar ook tussen mannelijke en vrouwelijke posities binnen de kunstgeschiedenis. Dat is nog steeds ongelijk verdeeld. Deze keuze helpt hopelijk om dat iets meer in balans te brengen.”
Wat hoop je dat bezoekers meenemen uit deze tentoonstelling?
„Dat ze zich bewust worden van hoe verschillend perspectieven en percepties kunnen zijn. Twee mensen kunnen naar hetzelfde kijken – een cactus bijvoorbeeld – maar iets totaal anders ervaren en beleven. Eyck heeft die misschien nauwkeurig bestudeerd. Rinella is er misschien per ongeluk op gaan staan. Dat verschil in beleving bepaalt je blik, en dus je beeldtaal.
Het gaat ook over de relatie tussen Nederland en Curaçao. De intentie kan goed zijn, maar als het perspectief ontbreekt en de percepties verschillen, bereik je elkaar niet. Kunst maakt die verschillende belevingen zichtbaar. Curaçao is geen hotel, geen zwembad, geen stranddecor. Het is een cultuur, een geschiedenis, maar ook een plek met vele mogelijkheden en toekomstperspectief. En dat perspectief is belangrijk – niet alleen voor het eiland, maar ook voor Nederland. Want Caribische invloeden zijn al generaties lang voelbaar in de Nederlandse cultuur. Kunst helpt om die verbondenheid te herkennen, te begrijpen, te waarderen en te koesteren”
Aan de andere kant van de oceaan is nog t/m 14 september te zien bij SCHUNCK Museum.