Vijf vragen over het Kunstdepot - Harold Hermans
Binnenkort opent het nieuwe Kunstdepot en Atrium bij SCHUNCK. In deze serie vragen we betrokken medewerkers en partijen naar hun bijdrage en visie op deze verrijking van het Glaspaleis. Aan het woord is Harold Hermans, projectarchitect bij architectenbureau Wiel Arets ten tijde van dit project.
Als projectarchitect was Harold Hermans sinds de start van het project in 2016 tot de uiteindelijke oplevering dit jaar de uitvoerend architect. Het ontwerp en idee van Wiel Arets is door hem en zijn team verder ontwikkeld, uitgevoerd en begeleid.
Wat is jouw relatie met Frits Peutz en het Glaspaleis?
Vóór dit project heb ik geregeld wat kleinere deelprojecten gedaan in het Glaspaleis, dus ik ken het gebouw als architect al goed. Daarnaast kom ik uit de regio, ik snap het belang van het gebouw voor de stad en de omgeving. Het Glaspaleis staat als architect altijd wel op je netvlies. Bovendien heb ik vijfentwintig jaar bij Wiel Arets gewerkt, die op zijn beurt weer groot fan is van Peutz. Die liefde voor gebouwen als het Glaspaleis is er bij mij dus met de paplepel ingegoten.
Waar moet je allemaal rekening mee houden bij het uitvoeren van een ontwerp als dit?
Allereerst is het een stedenbouwkundig vraagstuk, waarbij de zichtlijn naar de Pancratiuskerk heel belangrijk is. Als je daar als architect een gebouw vóór wil zetten, moet je van goeden huize komen. Qua bouwmassa hebben we er hard aan gewerkt om het op een subtiele manier op te lossen, zodat het niet als een ‘sta in de weg’ wordt ervaren, maar juist als een aanvulling. Alsof het er altijd heeft gestaan. Met die verhoudingen in gedachten hebben we het atrium proberen te ontwerpen. We hadden daarbij het geluk dat de bouwlijnen van de gebouwen links en rechts van het atrium, dus de muziekschool en het Glaspaleis, aangaven wat de contouren van het atrium moesten zijn.
Wat is er zo bijzonder aan dit project?
Gezien de aansluiting bij het Glaspaleis was het vanzelfsprekend dat het atrium ook een glazen gebouw werd. De vliesgevel van het bestaande gebouw is doorgetrokken naar boven toe. Dat bepaalt het gevelbeeld als structuur, het skelet. Dat was voor ons een logisch gegeven, want dat oogt eenvoudig.
Maar: iets wat eenvoudig uitziet is vaak het moeilijkst om te realiseren. En dat bleek hier ook het geval. Neem bijvoorbeeld de simpele gevellijnen; je wil eigenlijk niks anders zien dan een verticaal profiel en glas. Uiteindelijk bleek het de grootste uitdaging om alles zowel constructief als isolatietechnisch binnen die eenvoudige lijnen te houden. Een voorbeeld daarvan is de sprinklerinstallatie.
We hadden twee opties: of alle leidingen van de sprinkler laten zien, waarbij je natuurlijk een heel technisch ogend atrium krijgt, of alle sprinklerleidingen in de profielen van de gevel verwerken. Dat laatste is uiteindelijk gelukt. Maar het was het grootste struikelblok en het meest ingenieuze detail van het hele project, terwijl een bezoeker dat nooit zal zien of weten. En dat is in het algemeen van dit project de hoofdmoot. Wiel Arets is een architectenbureau van minimalistische details. Bij minimalistische architectuur hoort de gedachtegang dat je alles verbergt wat het ontwerp vertroebelt. Het moet als vanzelfsprekend ogen.
Waar hebben jullie de materiaalkeuzes op gebaseerd?
We hebben zoveel mogelijk materialen toegepast met respect voor het bestaande ontwerp van de muziekschool en het Glaspaleis. Alle metalen afwerkingen zijn in eenzelfde grijstint en metallic kleur gemaakt. We hadden eerst het plan om een natuurstenen vloer te maken, maar dat is uiteindelijk ook een donkergroene gietvloer geworden zoals in de rest van het gebouw. Ook de details van de trap hebben we nagebootst van het ontwerp van Peutz, zoals de schuine contouren van de trap en de anti-slipprofielen van messing. Dus het is echt heel erg afgestemd op de rest.
Hoe is het ontwerp van de letters op het dak van het atrium ontstaan?
De aanleiding was tweeledig: enerzijds moest er iets komen voor de veiligheid, om het atrium niet overklimbaar te maken, uit noodzaak. Als een soort barrière voor het uitgaanspubliek. Maar anderzijds was er ook vraag naar een kunstwerk vanuit historie: een kunstwerk dat het verleden tussen Wiel Arets, Frits Peutz en Nic. Tummers zou eren. De oplossing lag in het kunstwerk wat er nu op staat, de letters 'Les extrêmes se touchent'. We hebben gezocht naar een spreuk die teruggrijpt naar vroeger, en daarmee hebben we van de nood een deugd gemaakt. En dat is eigenlijk ook wat architectuur ís.
Meer informatie over het Kunstdepot vind je hier.