Huis met hek en boot

Over Charles Eyck

Tekening door Charles Eyck gemaakt tijdens zijn verblijf op Curaçao in 1953

Charles Eyck (1897, Meerssen – 1983, Schimmert) is een van Limburgs bekendste beeldend kunstenaars. Naast schilderijen en tekeningen maakte hij ook muurschilderingen, grafiek, beeldhouwwerken, tegeltableaus, glas-in-loodramen en textielontwerpen. 

Charles Eyck was een veelzijdige kunstenaar uit Limburg die uitgroeide tot een belangrijke naam binnen de Nederlandse monumentale kunst. Op tienjarige leeftijd werd hij doof door roodvonk. Vier jaar later begon hij als decoratieschilder bij de aardewerkfabriek Société Céramique in Maastricht, waar zijn uitzonderlijke tekentalent al snel opviel.

In 1917 werd Eyck toegelaten tot de Rijksacademie in Amsterdam. Daar volgde hij de opleiding monumentale kunst, gericht op kunst in dienst van de (katholieke) gemeenschap. In 1922 won hij de prestigieuze Prix de Rome. Dankzij deze prijs kon hij vier jaar werken in Frankrijk en Italië, waar hij werd beïnvloed door veertiende- en vijftiende-eeuwse kunstenaars zoals Giotto en Fra Angelico.

Doorbraak als kerkschilder

Naast schilderijen op doek en paneel maakte Eyck tal van tekeningen, keramiek, grafiek en zelfs textielontwerpen. Zijn eerste grote landelijke doorbraak als kerkschilder kwam in 1929 met muurschilderingen in de Sint-Vincentiuskerk in Brunssum. Er volgden vele kerkelijke opdrachten in Limburg en daarbuiten, waaronder glas-in-loodramen, schilderingen en beeldhouwwerken. Tegelijkertijd liet hij zich inspireren door moderne Franse kunstenaars als Raoul Dufy en Maurice Utrillo.

In de jaren 1930 leverde Eyck bijdragen aan het katholieke weekblad De Gemeenschap, met illustraties, tekeningen en literaire teksten. Hij was betrokken bij de Nederlandse paviljoens op de wereldtentoonstellingen van Brussel (1935) en Parijs (1937). Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot hij zich niet aan bij de door de nazi’s ingestelde Kultuurkamer en mocht hij zijn beroep daarom niet uitoefenen.

1952: een jaar vol veranderingen

Na de oorlog werd hij gevraagd om het officiële schilderij te maken van de inhuldiging van koningin Juliana in 1948. In 1951 nam hij deel aan de eerste Biënnale van São Paulo, met onder meer een stenen Piëta-beeld en een geschilderd portret van Marcel van Grunsven, burgemeester van Heerlen. Het jaar 1952 markeerde een keerpunt: Eyck ontdekte het recente werk van Pablo Picasso in Antibes, verbleef in Andalusië en besloot zich in Frankrijk te willen vestigen. In datzelfde jaar werd zijn Limburgs Bevrijdingsmonument op het Koningsplein in Maastricht onthuld. Eind oktober 1952 vertrok hij voor een verblijf van ruim zes maanden naar Curaçao.

In 1962 voltooide Eyck een persoonlijk project: het beschilderen van het interieur van een kerkje in het Noord-Franse Jeantes-la-Ville. Dit project is een van de hoogtepunten binnen zijn oeuvre als monumentaal kunstenaar.

Hoewel Charles Eyck zich na de oorlog niet aansloot bij moderne kunststromingen, bleef hij trouw aan zijn expressieve, figuratieve stijl. Tot aan zijn dood in 1983 bleef hij een invloedrijke figuur binnen de Limburgse kunstwereld. Zijn werk inspireert nog altijd nieuwe generaties kunstenaars en leeft voort in talloze schilderijen, muurschilderingen en monumentale werken verspreid over Nederland en daarbuiten.